ACV presenteert partijen zijn voorstellen voor een beter gemeenschappelijk werknemersstatuut
Het ACV bezocht op maandag 22 april jl., met al zijn arbeiders-, bedienden- en overheidscentrales, de politieke partijen.
Tijdens deze contacten lichtte het ACV zijn zeven voorstellen toe om tot een beter gemeenschappelijk werknemersstatuut te komen. Het ACV legde uit dat een globale oplossing mogelijk is met respect voor de rechten van werknemers en van werkgevers, en voor het financieel evenwicht van sociale zekerheid en overheidsfinanciën. Dit bleek een bijzonder nuttige oefening die zeer gewaardeerd werd door alle partijen.
Het ACV drong er bij de regeringspartijen op aan om snel met een basisvoorstel te komen waarover de sociale partners verder kunnen onderhandelen. De politici bleven echter zeer vaag over de verdere timing. Het ACV hamerde erop dat de piste van een grondwetswijziging, om de oplossing verder op te schuiven in de tijd, onaanvaardbaar is. Tijdens de contacten bleek dat deze piste vandaag nog op zeer weinig politieke steun kan rekenen.
De ACV delegaties kregen ook vragen rond de werkgeversplannen voorgeschoteld. Het ACV gaf aan dat de werkgevers de achterstand van de arbeiders inzake opzeg willen betonneren, zonder mogelijkheid om die opgelopen achterstand weg te werken. Op die manier blijft de discriminatie tussen arbeiders en bedienden nog tientallen jaren voortbestaan.
Bovendien betekenen de werkgeversvoorstellen een enorme sociale achteruitgang voor de meeste werknemers. Zo verschrompelt de wettelijke opzeg tot een strikt minimum.
Een bediende met 20 jaar dienst valt terug op één derde van de huidige wettelijke opzeg (van 15 naar 5 maanden). Een hogere bediende met 20 jaar dienst valt terug op één vierde van de opzeg volgens de schaal-Claeys (van 20 naar 5 maanden). In een aantal sectoren is dit werkgeversvoorstel zelfs voor de arbeiders een serieuze achteruitgang. Terwijl de Belgische ontslagprocedure momenteel de meest soepele in Europa is.
Het ACV betreurt dat de werkgevers misleidende en ontransparante berekeningen hanteren over het loonkosteffect (“van 2 tot 4%”) van de vakbondsvoorstellen. Nochtans maken de huidige verbrekingsvergoedingen nog geen 1% van de loonmassa uit. Bovendien bedraagt de gemiddelde anciënniteit van een arbeider bij ontslag slechts 2 jaar en negen maanden. Voor bedienden is de gemiddelde anciënniteit bij ontslag 4 jaar. Het uitvergroten van extreme voorbeelden en dit dan voorstellen als een bedreiging voor de economie en de industrie is geen goede basis voor een overlegde oplossing.
ACV presenteert zijn voorstellen aan de politiek.
door
Tags: